Max Verstappen vloekt. Niet altijd, maar als hij het doet, doet hij het goed. Of toch té goed, volgens de FIA. Zijn directe stijl, zijn emotionele reacties – het maakt hem zowel geliefd als controversieel. Maar waarom ligt dat vloeken zo gevoelig in de Formule 1? En waarom voelt een vloek in je moedertaal altijd anders dan in een tweede taal?
Verstappen vs. de FIA: taalpolitie op het circuit?
De FIA heeft de regels rond taalgebruik strenger gemaakt. Scheldwoorden, beledigingen of “ongepast taalgebruik” kunnen bestraft worden met boetes of zelfs schorsingen. Verstappen, bekend om zijn directe uitspraken, had daar een droge reactie op: “Misschien ga ik dan maar in het Limburgs vloeken, kijken of ze dat begrijpen.”
Het is een klassieke Verstappen-opmerking: scherp, eigenwijs en met een vleugje rebellie. Maar het raakt aan een dieper thema: hoe taal, emoties en normen samenkomen op het wereldtoneel.
Waarom vloeken in je moedertaal anders voelt
Vloeken is niet zomaar een paar scheldwoorden uitroepen. Het zit diep in onze emotionele kern. Psychologisch onderzoek toont aan dat mensen veel intenser reageren op vloeken in hun moedertaal dan in een tweede taal. Waarom? Omdat je moedertaal verbonden is met je vroege emoties, je opvoeding en de normen die je meekreeg.
Denk maar aan een Nederlandstalige die “fuck” zegt. Dat voelt niet half zo grof als “godverdomme”, toch? En een Brit zal “shit” makkelijker laten vallen dan een stevig “bloody hell” tegen de Queen. In een tweede taal voelt vloeken bijna als acteren: de woorden hebben minder impact, minder gewicht.
Taboewoorden en cultuur: wat mag waar?
Niet elk land kijkt op dezelfde manier naar vloeken. In Nederland vloek je met ziekten “tyfus”, “kanker” en “klere” (klere staat voor cholera) en in België wordt gevloekt met god en de duivel, in Amerika draait het vaker om seks en lichaamsdelen. In Japan is er amper een cultuur van vloeken, terwijl het in Italië bijna een kunstvorm is.
En in de Formule 1? Daar is vloeken vooral een kwestie van beeldvorming. Sponsors willen nette sporters, media houden van ‘bad boys’. Dus als Verstappen een keer “What a fucking idiot” roept over de boordradio, wordt dat uitvergroot. Alsof emotie geen plek heeft in een sport waar je met 300 km/u over een circuit jaagt.
De grens tussen passie en professionaliteit
Moet Verstappen zijn taalgebruik aanpassen? Misschien. Vloekwoorden zijn taboewoorden; ze kunnen het de ander ongemakkelijk maken. Alleen bij vloekwoorden is het de bedoeling het voor de ander ongemakkelijk maken met daaruitvolgend een ontspannend gevoel voor jezelf.
Sport draait om passie, om rauwe emotie. En een vloek past daar bij, maar topsport is ook visibiliteit en het goede voorbeeld geven…
Misschien is de vraag niet of Verstappen moet stoppen met vloeken, maar of we hem kunnen aanleren om op een andere manier rauwe, echte, ongefilterde emoties te laten uiten.
En terwijl ik dit typ en overdenk, weet ik dat Max zou zeggen: “Ach, whatever.” Zijn reactie op een journalist was dan ook sprekend:
“Maybe I should just start swearing in Dutch and not in English,” antwoordde de regerend kampioen.
“Or in Limburgish, that’s even better. What is an example of a swear word in Limburgish?
“Of course I’m not going to say that now!”